Een winterse begrafenis in Giethoorn
Lange tijd vond al het vervoer in Giethoorn grotendeels nog over het water plaats. Tijdens strenge winters, wanneer de grachten en sloten niet meer bevaarbaar waren, leverde dat extra moeilijkheden op. Zo probeerden de boeren het melkvlot zo lang mogelijk in de vaart te houden. Bij invallende vorst ging iedere dag een groepje boeren met het melkvlot mee, om het ijs te breken. Als het strenger ging vriezen lukte dat niet meer. Dan waren de boeren genoodzaakt de melk iedere dag met de slee naar de zuivelfabriek te brengen. Ook de bakker en de kruidenier maakten dan gebruik van de slee om hun waren aan de man te brengen.
Bovenstaande foto van een begrafenis in de winter, toen de dorpsgracht niet meer bevaarbaar was, werd eind januari 1933 in Giethoorn-Zuid genomen, kort nadat de stoet zich in beweging had gezet. Het hek op de achtergrond bevond zich voor de boerderij van het echtpaar Hendrik Maat en Geertje Smit. Schuin tegenover hen, aan de overkant van de dorpsgracht, woonden Wicher Bijl en zijn vrouw Hilligje Dijksma. Op 24 januari 1933 was Hilligje aan de gevolgen van een longontsteking overleden. Hendrik Maat en Geertje wisten nog enkele nadere bijzonderheden over deze begrafenis te vertellen. Volgens hen zijn de noabers, die de slee duwen, van links naar rechts Lute Leeuw en Wicher Maat. Naast Wicher Maat loopt een zoon van Jouk Woltman en zijn vrouw Zus. Lute Leeuw zou ingevallen zijn voor één van de naaste buren, die verhinderd was zijn burenplicht te vervullen. Lute woonde te ver van het sterfhuis om noaber te zijn. Ook Hendrik Maat deed als noaber van Wicher en Hilligje bij deze begrafenis zijn burenplicht, maar hij staat niet op de foto. Dat komt omdat hij de noaber was, die samen met een andere buurman, de gang naar het kerkhof al eerder begonnen was, om, zodra de stoet het kerkhof bereikte, de klok te gaan luiden.
In de zomer gingen begrafenissen in Giethoorn ook over het water. Het was de gewoonte, dat de kist in het midden van een vlot of een bok werd geplaatst, waar omheen dan de vrouwelijke nabestaanden van de overledene plaats namen. Ook degenen die slecht ter been waren konden van het vaartuig gebruik maken. Vier van de noabers boomden het vlot of de bok voort. Op het voetpad liepen de andere, meest mannelijke familieleden en kennissen. Aan de kop van de stoet liep de dominee mee.
*Dit artikel stond eerder in 'Kondschap', orgaan van het CHC Land van Vollenhove
Auteur: | W.H. Dijksma |
Trefwoorden: | Begraven, Winter, Zomer |
Periode: | 1933 |
Locatie: | Giethoorn |